Gerrit Johannis Geijsendorpher (of Geysendorffer, zoals hij het zelf schreef) werd in Sliedrecht geboren als vijfde kind in het gezin van Franciscus GEYSENDORPH en Derkje van KERNEBEEK. Van de acht kinderen overleden er zeven op jonge leeftijd.
Gerrit woonde na Sliedrecht, o.a. in ’s Gravenhage, Baarn, Soest, Rotterdam en Aerdenhout. Hij volgde een vliegopleiding als militair vlieger en behaalde het “Groot militair brevet”. Na de Eerste Wereldoorlog werd de overstap naar de burgerluchtvaart gemaakt. Als voormalig jachtvlieger moest hij leren om wat rustiger te vliegen nu hij met passagiers vluchten ging maken. Daarnaast werd hij verantwoordelijk voor vracht en post. Gerrit was de eerste vlieger die het verkeersvliegerbrevet haalde. Dit kreeg hij uitgereikt op 15 april 1921.
De eerste jaren waren als avonturen uit een jongensboek. De piloten gingen op weg in een dikke leren jas en met gevoerde laarzen. Aan boord geen instrumenten., geen radio, als richtingaanwijzers golden kerktorens, rivieren en spoorwegen. Met als enige koers de horizon.
In 1924 was de eerste vlucht naar Nederlands – Indië geweest. Tijdens die vlucht was duidelijk geworden welke problemen men onderweg tegen kon komen. De volgende drie jaar werden geen verdere pogingen ondernomen. Totdat Gerrit Geysendorffer in juni 1927 vertrok met een Fokker F VIIa, de H-NADK voor de eerste intercontinentale burgervlucht van Amsterdam – Batavia en weer terug. Hij maakte de reis samen met de piloot Scholte, werktuigbouwkundige Bunk en met als passagier de Amerikaan Van Lear Black. Dit was de eerste betalende passagier binnen de luchtvaart. Black was een bankier en zakenman uit Baltimore, hij wilde bewijzen dat burgerluchtvaart levensvatbaar was en charterde bij de KLM dit Fokker vliegtuig met zijn bemanning. De vlucht duurde 16 dagen. Onderweg hadden ze de nodige technische problemen, last van moessonregens, zandstormen en onweersbuien. Na een paar dagen in Bandung, vertrokken ze weer naar Amsterdam. Daar landde het vliegtuig met zijn passagiers en bemanning op 23 juli. Het leek alsof Geysendorffer en zijn bemanning i.p.v. Charles Lindbergh als eersten de oceaan waren overgestoken. Zij werden in Amsterdam als helden ontvangen. Voor de Nederlanders waren de koloniën echter zeer dichtbij gekomen. Ook in zijn voormalige woonplaats Baarn, waar zijn ouders nog steeds woonden, volgde op 13 augustus een heldenontvangst.
Over deze vlucht heeft Gerrit een boek geschreven: "Amsterdam to Batavia and Back by Air”, A Firsthand Account of the Flying Trip with Mr. Van Lear Black of Baltimore ………”
Gerrit maakte tot 1930 verschillende reizen met deze zakenman. In dezelfde periode trouwde Gerrit met de Deense Tofa Spandet. Uit dit huwelijk zijn 2 dochters geboren.
Begin jaren 30 is de firma Pander en Slot druk bezig een snel postvliegtuig te ontwerpen voor postvluchten naar Nederlands-Indië. De KLM voerde naar Indië gecombineerde vluchten uit. Asjes en Slot liepen met het idee rond dat een speciaal postvliegtuig kleiner, goedkoper en sneller zou kunnen zijn. Begin 1933 werd begonnen met de bouw van de “Postjager”, met de bedoeling eind 1933 een snelle kerstvlucht te maken. Op 9 december 1933 vertrokken Geysendorffer, Asjes en marconist van Straaten vanaf Schiphol. Helaas moest dezelfde dag de vlucht in Italië wegens een motordefect onderbroken worden. De post bereikte Indië gelukkig wel voor de Kerst, maar dan met de beroemde kerstvlucht van de KLM-Fokker “Pelikaan”. Na reparatie bleek de “Postjager” wel een goed ontwerp te zijn. De vlucht werd later voortgezet en men legde de afstand Amsterdam – Batavia in 72 uur en 20 minuten af.
Nadat het vliegtuig terug was in Nederland, werd het gedoopt als “Panderjager” en ingeschreven voor de luchtrace van Engeland naar Australië, die in oktober 1934 zou plaatsvinden. Tijdens deze race, die voor de andere Nederlandse deelnemer “de Uiver”op een groot succes uitliep, verongelukte de “Panderjager” op 26 oktober in Allahabad. Gelukkig overleefde de bemanning, waaronder Geijsendorpher en Asjes-Pronk, dit ongeluk. Het vliegtuig kreeg als bijnaam de ”Pechjager”. Het toestel is ondanks het goede ontwerp nooit echt in productie genomen.
Gerrit bleef al die jaren vliegen en legde veel kilometers af als piloot van passagiersvliegtuigen. Soms ging een start net goed, maar op 4 januari 1939 mislukte de start van de “Rietvink”, die naar Parijs zou vliegen. Kort ervoor was Geysendorffer met een andere vliegtuig opgestegen en hij had gemerkt dat de startbaan spiegelglad was, maar hij kon piloot van Dijk niet meer waarschuwen. Men zag van Dijk in een sneeuwbui starten en plots een duik maken, een bocht naar links maken en weer in tegenovergestelde richting landen.
Na de Tweede Wereldoorlog bleef Geysendorffer vliegen. In 1947 werd hem dat noodlottig. Op zondag 26 januari vertrok hij van het vliegveld Kastrup, in de buurt van Kopenhagen. Direct na de start stortte de Dakota van de KLM neer. Aan boord waren onder andere prins Gustaaf Adolf van Zweden en de Amerikaanse zangeres Grace Moore. De toedracht van het ongeluk is niet geheel duidelijk, maar Geijsendorpher overleefde het ongeluk niet. Bij het ongeluk vielen 22 slachtoffers, waaronder ook de Zweedse prins en de Amerikaanse zangeres.