Zinloos geweld, anno 1912


Op Eerste Kerstdag 1912 vond er een vechtpartij plaats in de Oosterstraat in Baarn met dodelijke afloop.


De slager Joseph Cozijnse spreekt op deze Kerstdag een aantal opgeschoten jongens aan, die een paar kinderen, waaronder zijn dochtertje hadden lastig gevallen en geplaagd. Daarbij zou volgens getuigen ook aan haren getrokken zijn. Eén van de getuigen geeft aan dat Cozijnse enigzins dronken was. Hij zou de 3 jongens met een oorveeg en een pak slaag gedriegd hebben. Een drietal jonge mannen uit Soest mengde zich in dit gesprek met de opmerking: “Wat heb jij ermee te maken”, waarop Cozijnse antwoordde: “Houd je mond dicht, anders kun je ook wat krijgen”.
Tijdens de daarop volgende woordenwisseling geeft Cozijnse Gijsbertus Strumpel een klap, waarop hij tegen een ijzeren hek aanviel. Een van de gebroeders van den Brink sprong daarop met een mes op Cozijnse af, waarbij hij hem een snee toebracht in de hals tot op de borst toe. Daarbij werd de halsslagader doorgesneden. In allerijl werd Cozijnse de tuinmanswoning van de heer Radstok aan de Oosterstraat binnengedragen en al snel waren de doctoren Vriesendorp en Muijsken aanwezig. De slager was al bewusteloos en dokter Muijsken probeerde tevergeefs het bloeden met watten te stelpen, maar Cozijnse stierf ter plekke .
De 3 jonge mannen, waarschijnlijk niet wetende hoe erg Cozijnse eraan toe was, waren ondertussen op hun fiets naar Soest teruggekeerd. Alwaar de politie hen, midden in de nacht, van hun bed lichtte. Zij werden daarop naar het politiebureau gebracht. Een van de gearresteerden, wiens kleren vol bloed zaten, was nog in het bezit van het mes. Na een langdurig verhoor op het bureau in Baarn, werden de 3 mannen, zwaar geboeid en onder sterke politiegeleide naar Utrecht overgebracht en voorgeleid aan de Officier van Justitie.


Begin april volgt de rechtszaak en blijkt dat de mannen alle 3 nog steeds in voorarrest zitten. De drie, dat zijn: Gijsbertus Strumpel, Aalt en Jacob van den Brink. Geen van de drie heeft echter bekend en ze beschuldigen elkaar over en weer. Er zijn veel getuigen opgeroepen tijdens dit proces waaronder de dokter, politieagenten en Anna Radstok.
Anna of Annigje, zoals ze officieel heet, blijkt de beminde van Gijsbertus Strumpel te zijn. Zij heeft die avond vanuit haar kamertje met Gijs gesproken. En gezien dat Cozijnse de jongens aansprak en dat de Soesters zich ermee bemoeiden. Zij getuigt dat Aalt iets uit zijn zak heeft gehaald en de slager gestoken heeft. Volgens een van de verslagen in de krant, maakt zij echter de indruk dat zij haar geliefde in een goed daglicht wil stellen.


Uit de diverse getuigenissen komt naar voren dat een van de gebroeders van den Brink Cozijnse in de hals gestoken heeft. Zij hebben beiden messen bij zich gehad en bloed aan hun kleren. Op de messen zit geen bloed, maar mogelijk is dat ervan afgewassen. Gijs en Aalt geven aan dat Jacob v. d. Brink niet degenen is die gestoken heeft.
Gijs S. geeft echter tegenstrijdige verklaringen over een mes dat hij in zijn bezit heeft. De ene keer zegt hij, dat hij geen mes heeft, dan weer dat hij het uitgeleend heeft of dat hij op zondag geen mes bij zich draagt. Er is evenwel geen bloed op zijn kleding aangetroffen.


Op de opmerking van de president van de rechtbank dat toch een van hen gestoken moet hebben, antwoordt Aalt dat Gijs geslagen heeft. Waarop Gijs antwoordt: “Dat lieg je, jij hebt gestoken!” In tegenstelling tot de beide gebroeders v. d. Brink geven getuigen aan dat Gijsbertus geen driftig man is en ook geen drinker.
Jacob geeft toe, dat hij Cozijnse geslagen heeft, ook toen hij al gewond tegen het hek lag en zich niet meer verweerde. Getuigen hebben inderdaad gezien, dat alle 3 de mannen doorgingen met schoppen en slaan, terwijl Cozijnse al bloedend op de grond lag. Dit gebeurde in alle stilte, zonder roepen.
Een van de politieagenten heeft echter een gesprek afgeluisterd tussen de gebroeders v.d. Brink waarin ze erover spraken dat Strumpel wel degelijk een mes bij zich had.


De gevangenisdokter geeft tenslotte nog een karakterschets van de 3 verdachten, waarbij hij over Aalt zegt dat hij de laatste tijd aan waanvoorstellingen lijdt en bijzonder godsdienstig is. Hij duidt dat als de eerste tekenen van krankzinnigheid. Ook zijn broer Jacob vertoont verschijnselen die in die richting wijzen. Dit kan voortkomen, uit de doorstane emotie, de verhoren en de eenzame opsluiting in de cel. Gijs is volgens hem echter normaal.

Al met al wordt het dus niet echt duidelijk wie de fatale steek heeft toegebracht en daarom eist de Officier van Justitie voor alle verdachten dezelfde straf van 2 jaar cel.Maar voordat hij de eis uitspreekt houdt hij een bevlogen betoog over deze halsmisdaad. Over een man die in de bloei van zijn leven uit het leven is weggerukt. Een man die nog jarenlang brood op de plank had kunnen brengen voor zijn gezin met een aantal zeer jonge kinderen. En waarom? Om niets! En dat op een dag dat een ieder juist “Vrede op aarde” zou moeten verkondigen.
De officier vraagt de rechtbank om deze keer, zoals in het verleden, niet te lage straffen uit te spreken. En hij verzoekt de rechtbank ook om de mannen alle drie aansprakelijk te stellen, omdat niet duidelijk is geworden, wie de fatale wond heeft toegebracht. Ook vraagt hij de verdachten om royaal te zijn en toe te geven dat hij gestoken heeft, zodat de juiste persoon de straf kan uitzitten. De verdachten zitten schijnbaar onverschillig in de beklaagdenbank. Het requisitoir maakt op hen weinig indruk.


Vervolgens komt de verdediging aan het woord, zij eist vrijspraak.Uiteindelijk krijgen de 3 mannen slechts 9 maanden gevangenisstraf, met aftrek van 4 maanden voorarrest. De veroordeelden zijn het niet eens met de uitspraak en gaan in beroep en zelfs bij de Hoge Raad in hoger beroep. Dit beroep wordt in december 1913 echter verworpen.


En Anna Radstok? Zij trouwt uiteindelijk niet met Gijs, haar beminde.