Hier met m'n geld

Een proces uit 1684 -1686.

Voor 1811 was de rechtspraak in Nederland anders georganiseerd. Voor de eenvoudige zaken en onderlinge geschillen kon men terecht bij de gerichten. Deze behandelde zaken waarbij het ging niet betaalde rekeningen, achterstallige huur en onenigheid tussen burgers. Hierbij was de schout de voorzitter, dus de richter, samen met twee “keurnoten”. In Oldenzaal was een stadsgericht en in de omgeving had men het landgericht Oldenzaal. Voor bijvoorbeeld de strafzaken en het verbreken van trouwbeloftes moest men naar de drost van Twente.

Voor zaken waarvoor wij heden ten dage naar een incassobureau toestappen, stapte men in de 17e eeuw naar het gericht. Zeker als het gaat om niet betaalde schulden en uitstaande rekeningen
.



Op 28 november 1684 laat Anthonius Crabbe bij het Landgericht van Oldenzaal “aenpandinge” doen op de pachten van de erven van Christoffer van Twickel tot Venhuis. Dat wil zeggen dat hij een soort beslag laat leggen op de pachtsommen van de erven Petrinck, Daminck, Ventrinck en Everinck in het gericht Oldenzaal. Anthonius heeft geld tegoed van deze Christoffer en de heer van Twikkel weigert te betalen. Om zeker te zijn dat hij in de toekomst zijn geld krijgt, laat hij dus “aenpandinge” doen.

De reden waarom hij beslag laat leggen, ligt al zo’n 30 jaar terug. Op 2 juli 1653 wordt een akte voor het landgericht te Oldenzaal gepasseerd, waarin verklaard wordt dat jonker Johan van Twickeloe toe Borgh Boninge en zijn echtgenote Anna van Merrevelt, een bedrag van 385 rijksdaalders schuldig zijn aan Jan Krabbe en Fenne, zijn vrouw. Afgesproken wordt dat elk jaar op Midvasten een rente van 6% betaald moet worden. Onderpand zijn de vier bovengenoemde erven. Een paar weken voor 28 november 1684 is het proces dan al begonnen. Een groot deel van de processtukken zijn aanwezig in het Historisch Archief Overijssel.

Op 18 oktober 1684 eist Anthonius Crabbe in een request betaling van de gedeeltelijke vordering op de vader van Christoffer van Twickel tot Venhuis, Johan van Twickelo en toewijzing van de proceskosten aan Christoffer. Een van de bijgevoegde stukken is een extract van de schuldverklaring van 385 rijksdaalders, d.d. 2 juli 1653.

Johan van Twickeloe toe Borgh Boninge en zijn echtgenote Anna van Merrevelt, zijn intussen overleden en Anthonius eist nu betaling van de vordering door één van hun kinderen. Christoffer van Twickel tot Venhuis, die nu heer van Twikkel is, krijgt op 11 november 1684 bericht. Vrij snel daarna komt er protest van de heer van Twikkel. Hij wil niet betalen en de tegenpartij, Anthonius Crabbe, moet maar met bewijzen komen. En tevens bewijzen dat zij erfgenamen zijn van Jan Crabbe en Fenne Reimerinck.

Vanaf dat moment gaan de stukken constant heen en weer. Dan blijkt ook dat er meer kinderen zijn, van Jan en Fenne, want Jacob Crabbe, een broer van Anthonius vraagt om kopieën van de stukken.

Op een dag klaagt Anthonius Crabbe dat het proces wordt opgehouden en dat Christoffer van Twickel hem wil afmatten, terwijl hijzelf maar een arm soldaat is. Hij vraagt zich af wat hij heeft te maken met de huwelijksvoorwaarden van de ouders van Christoffer, waarin een bepaling zou staan dat de erfenis van zijn moeder niet gesplitst zou mogen worden.

Uit één van de stukken blijkt dat er vier erfgenamen zijn bij de familie van Twickel. Twee van hen, Hermen van Twickel en de weduwe Travelmans (een zuster) hebben hun aandeel van een kwart wel terugbetaald. Of beloven hun deel te zullen betalen. De derde erfgename, vrouw Abdisse van den Wytmersgen (ook een zuster) is overleden, maar Christoffer moet als haar erfgenaam ook haar kwart van het bedrag terug betalen. Het lijkt erop dat Christoffer er geen zin in heeft om het gevraagde geld te betalen en de huwelijksvoorwaarden daarvoor als argument gebruikt.

Dan lijkt er een eind te komen aan het proces, de stukken worden gebundeld en het “inventarium” (een soort inhoudsopgave) wordt getekend op 26 mei 1685 op ‘t huis te Diepenheim, waar de drost zijn ambtsverblijf had. Deze neemt de tijd om de stukken te bekijken en volgens een extract van 28 oktober 1685 uit het protocol van contentieuze zaken voor de Hoogedelijken Landdrost van het gericht van Twente is de uitspraak geweest op 20 oktober 1685. De beslissing houdt in dat Christoffer de som plus rente moet afdragen aan Anthonius en de kosten van het proces moet betalen. Anthonius is dus de winnaar en zal zijn geld ontvangen.

Tenslotte gaat ook de vrouw van Christoffer, die afwezig is, zich ermee bemoeien. Zij schrijft een brief dat de kosten voor het proces veel te hoog zijn! Maar ook dit wordt ten voordele van Anthonius beslist. De zaak wordt op 27 april 1686 afgesloten.